Speluitleg:
De kinderen maken met krijt een vierkant met vier willekeurige cijfers. Alle kinderen doen dezelfde vier cijfers. De leerkracht noemt een van deze getallen en de kinderen springen hier dan heen.

Speluitleg:
Er wordt een hinkelparcours uitgezet met getallen. Wanneer de kinderen tijdens het hinkelen op een getal terecht komen, spreken ze dit getal uit.

Speluitleg:
De leerkracht noemt twee verschillende getal. Ik geef als voorbeeld 3 en 6. De kinderen moeten dan naar het getal toe rennen wat hoger is.

Variatie: Je kan dit spel ook nog doen dat je het omdraait. Dus dat de kinderen naar het laagste getal moeten rennen

Speluitleg:
Op het plein worden verschillende letters neergezet met krijt. De leerkracht noemt een letter en de kinderen moeten hier naartoe gaan.

Speluitleg:
Op de grond liggen allemaal hoepels met verschillende letters erin. De kinderen moeten van deze letters een woord maken.

Speluitleg:
edereen kent zijn eigen naam. Over het schoolplein verdeeld hangt iedereen zijn naam ergens. De kinderen moeten hun eigen naam zoeken en dan naartoe rennen.

Variatie: Je kan ook de kinderen naar de naam laten rennen van hun beste vriendje of vriendinnetje

Speluitleg:
Op de grond liggen vlakken van verschillende kleuren. De leerkracht roept in het Engels een kleur en de kinderen rennen naar de juiste kleur.